Professor Fortuyn en de inflatie van het academisch ideaal

Gepubliceerd op 9 mei 2025 om 08:00

Pim Fortuyn blijft rondspoken in mijn hoofd, en in dat van velen. Niet slechts vanwege de nog altijd actieve fanaccounts, de activiteiten van de Jonge Fortuynisten of de oude interviews die met regelmaat op mijn voor-jou-pagina verschijnen, maar vooral omdat de kwesties waarvoor hij waarschuwde óf nog niet zijn opgelost, óf nu in een nieuwe vorm terugkeren.

Denk daarbij niet alleen aan onderwerpen als multiculturalisme en migratie, het sluipende verval van onze culturele identiteit, de opkomst van de radicale islam of de toenemende criminaliteit. Nee, denk vooral ook aan het langzaam afbrokkelende bastion dat de universiteit ooit was. Ook dáárover had professor Pim Fortuyn een scherpe en vooruitziende blik. Hij besefte als geen ander dat vrij kunnen denken, spreken en onderzoeken geen luxe is, maar een voorwaarde om naar het beste te kunnen streven. Voor Fortuyn stond kwaliteit altijd boven kwantiteit. In zijn visie moest de universiteit in het teken staan van excellentie: het vormen van de beste studenten, het verrichten van grensverleggend onderzoek en het verwerven van internationaal wetenschappelijk aanzien. Zoals het hoort zou ik zeggen. Maar niet iedereen deelt die opvatting. Misschien merkt u het nog niet, maar aan de universiteit is ‘excellentie’ zo goed als een verboden woord geworden. Lang leve het streven naar de middelmaat!

Zonder visie geen richting

Professor Fortuyn wees er al vroeg op dat het functioneren van de universiteit ernstig werd belemmerd. Het vrije woord stond destijds al onder druk. Met zijn pen bekritiseerde hij de academische wereld die steeds verder verstrikt raakte in politiek correcte ideologieën. Volgens Fortuyn tastten deze ideologische dogma’s, in combinatie met een verstikkende bureaucratie, de kern van de universiteit aan. In ‘De puinhopen van acht jaar Paars (2002)’ uitte hij zijn frustratie over het ideologische bastion dat de universiteit geworden was, waar afwijkende opvattingen stelselmatig werden genegeerd of belachelijk gemaakt. Voor Fortuyn waren het vrije woord en een cultuur van open debat onmisbaar voor de vorming van kritische studenten. Dat was voor hem geen bijzaak, maar de essentie van wat het hoger onderwijs behoort te zijn: een plek waar wordt gestreefd naar excellentie.

Zoals zo vaak het geval is, hebben we de woorden van Fortuyn naast ons neergelegd. En dat blijft niet zonder gevolgen. Hoogleraar Alain-Laurent Verbeke (Harvard) bevestigde onlangs in het programma Buitenhof dat de situatie er bepaald niet op vooruit is gegaan. Hij legde glashelder uit hoe vrije meningsuiting en kritisch denken aan universiteiten in het Westen steeds meer onder druk staan. Eerdere onderzoeken onderschrijven dit beeld ook. De voorwaarden die Fortuyn ooit benoemde als essentieel voor het nastreven van academische excellentie blijken vandaag de dag ernstig tekort te schieten. Zo is Nederland inmiddels afgezakt naar de 24e plaats binnen de Europese Unie op de Academic Freedom Index en voelt ruim 14 procent van de studenten zich niet vrij om een afwijkende mening te uiten (De Staat van het Onderwijs, 2023). En alsof dat nog niet genoeg is, toonde een rapport van onderzoeksbureau Technopolis aan dat tussen de 10 en 34 procent van de studenten aangeeft zich in redelijke tot zeer sterke mate geremd te voelen in het vrij uiten van hun gedachten. Maar verrassend zijn deze ontwikkelingen eigenlijk allerminst. Wie geen enkel waarde meer hecht aan het gerecht, heeft ook geen behoefte aan de juiste ingrediënten. 

Van vorming naar vulling

Tegenwoordig is ‘excellentie’ bijna een scheldwoord geworden. Professor Fortuyn waarschuwde al voor deze ontwikkeling. Hij schreef dat universiteiten hun vormende taak kwijtraakte, omdat ze te veel bezig waren met de massaproductie van diploma’s. Met andere woorden: kwantiteit boven kwaliteit, en dat vooral onder het mom van werkdrukverlichting en het streven naar maximale toegankelijkheid voor 'iedereen'. Fortuyn doorzag al vroeg dat deze vorm van maakbaarheidsdenken de basis vormde voor het doorgeslagen streven naar volledige gelijkheid. In ‘De puinhopen van acht jaar Paars (2002)’ stelde hij dan ook dat universiteiten niet de illusie moeten wekken dat academische vorming voor iedereen geschikt is. En terecht, als u het mij vraagt. Niet iedereen is gemaakt voor de universiteit, net zoals niet iedereen past binnen het mbo of hbo. Daarom vond hij dat universiteiten weer een onderscheidende rol moesten gaan spelen, door het weer durven vormen van een intellectuele elite. Niet elitair in de zin van afkomst of geld, maar wel in termen van intellectuele prestatie (De verweesde samenleving, 2002). 

Toch zijn we sinds Fortuyns waarschuwingen steeds verder afgedreven van het academische ideaal. Een voorbeeld hiervan is het bindend studieadvies (BSA), dat al jarenlang onderwerp van discussie is. Dit systeem, waarbij studenten in hun eerste en of tweede jaar een bepaald aantal studiepunten moeten behalen om hun studie voort te zetten, is in essentie bedoeld om tijdig te signaleren wie het tempo of het niveau niet aankan (met uiteraard ruimte voor persoonlijke omstandigheden). Toch wordt het vaak bestempeld als “werkdrukverhogend”, wat kan leiden tot “mentale problemen”. Daarnaast groeit ook de groep studenten die het “bizar” vindt dat een studievoortgang kan worden belemmerd door een halve punt op een tentamen. Een 5,4 zou volgens sommigen “niks zeggen over iemands capaciteiten”. Dat klinkt misschien empathisch, maar het is feitelijk onzin. Natuurlijk zegt zo'n cijfer iets over kennis, inzet en niveau. Toetsing is immers geen willekeurige formaliteit, maar een meetinstrument van academische vorming.

Tot slot ben ik ook aan de Nederlandse universiteiten getuige van hoe een waardevolle academische traditie, als de cum laude-regeling, steeds vaker onder vuur ligt. Een traditie die, wat mij betreft, gekoesterd zou moeten worden, juist omdat zij studenten aanmoedigt om zich te onderscheiden van de middelmaat en een objectieve erkenning biedt voor uitzonderlijke academische prestaties. Waar de één uitblinkt door stages en praktijkervaring, doet de ander dat via honoursprogramma’s of een cum laude-vermelding. Beide typen studenten die het beste uit zichzelf willen halen, verdienen een plek binnen de universiteit. Wederom zien we hier waar het inclusie- en diversiteitsbeleid van tegenwoordig tekortschiet. 

Kwaliteit herwinnen  

In een samenleving waarin het dagelijks leven steeds duurder wordt, neemt de druk vanuit de omgeving toe om een academische graad te behalen. Met de huidige instelling zullen universiteiten daardoor alleen maar voller raken, terwijl de scheidslijn met andere onderwijsniveaus steeds kunstmatiger wordt. Professor Bovens verwees in zijn afscheidsrede al naar een van de gevolgen: opleiding als nieuwe verzuiling, waarbij de dominantie van de hoger opgeleiden verder toeneemt en de universiteit zich steeds verder verwijdert van de bredere samenleving.

Het is daarom tijd dat de universiteit haar onderscheidende rol in de samenleving herwint, met het vizier op wetenschap en onderwijs, waarbij kwaliteit boven kwantiteit staat. Dat vraagt ook om een andere instelling waarbij diversiteit niet slechts gaat om demografische verschillen, maar vooral over verschillen in aanleg, interesse en perspectief. Alleen dan kunnen we opnieuw streven naar het allerbeste.

 

Dank, Pim, voor je wijze lessen. Je wordt nog altijd gemist.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.